Selecteer een pagina

IJs op de vijver! De zon op ons bolletje. Duiven die flappen, een mees en een gaai, een specht en een drilmachine, warme pap en hete thee, koffie uit de Kelly. Ontluikende bloesems. Een spelend kind – spelend met ijs, zand en water. Ze klaagt over koude voeten. We verplaatsen naar de andere kant, waar een hellinkje op het zuiden is. Koffie, de koeken van de buurvrouw en de cake van ons. Thee en choco. Dekentjes. Ze is haar koude tenen al vergeten, trekt laarzen en sokken uit. “Ik zie bloed door je oor,” zegt ze. Even schrik ik. Dan snap ik het. “Oh door de zon?”
“Ja. Wil je die van mij ook zien?”

“Mag ik op het heuveltje mijn koek opeten?”
“Wil je dan niet even je laarzen aan?”
“Neeee dat hoeft niet hoor.”
“Heb je geen koude voeten meer?”
“Nee en dit is leuker.”

Daar zit ze dan op de steen met blote voeten en een vrolijke lach. En de zon schijnt en we liggen op de deken in het gras en de vogels fluiten en fladderen en de bloesems bloeien en vallen op de grond of ze moeten nog open gaan.

Zorgen vallen hier van ons af, op dit kleine stukje buiten.

We zijn maar zo’n klein deeltje in een hele tuin en er leven er zoveel met ons mee, vogels en planten en insecten en paddenstoelen en kikkers. De bomen gaan omhoog daar passen zoveel vogeltjes in. En alles heeft zijn eigen geur en alles heeft zijn eigen geluid en alles voelt anders, warm en koud, hard en zacht, ruw en glad, licht en zwaar.

En het water dat was ijs en nu is het weer water.