Na mijn dochter gedag hebben gezegd fiets ik naar de plonsplek. Langs het hele fietspad staan aan beide kanten knotwilgen. Pas na een paar honderd meter realiseer ik me weer de schoonheid van deze plek, nu nog extra met het laagje sneeuw overal. Mijn hoofd was tot nu toe nog vol van de haast om op tijd op school te komen. Ik neem me voor iets aan dat haastige van de ochtenden te doen, want ik wil zo graag dat mijn dochter ook in die rust is die ik nu voel.
Tot aan de brug is het pad gestrooid. De zon staat nog laag en geel en reflecteert in de sloot en het kanaal. Op de molen is een laagje sneeuw. Het lijkt wel een schilderij allemaal.
Ik krijg steeds meer zin in dat water, in dat één zijn met deze mooie plek.
Vanaf de brug zijn er maar weinig wandelaars, de meeste mensen die hun hond uitlaten lopen toch liever niet door de sneeuw, lijkt het. Terwijl het nu zo mooi is allemaal.
Het water is vol leven: ganzen, zwanen, eenden, ze zijn allemaal hier naar het water gekomen, hier is het nog open. Ze kwebbelen door elkaar en er vliegen ook vogels over. Wat een rust.
Als ik mijn fiets neerzet zie ik keutels bij de prullenbak. Hee, zitten hier konijnen! Zouden die wild zijn of weggelopen? Ik kijk wat beter en zie ook de afdrukken van konijnenpootjes in de sneeuw. Hier zijn ze veel schuwer dan die jackrabbits in Canada, als hier geen sneeuw was had ik die sporen echt niet gezien en had ik niet geweten dat ze er waren.
Ik loop naar mijn zwemplek. Er zijn hier alleen vogels. De vogels in het water drijven een beetje van me weg, maar vliegen niet op.
Ik trek mijn kleren uit, mijn bril af en stap op mijn blote voeten de sneeuw in. Naast mijn blote voeten in de sneeuw staan pootafdrukken van eenden. Wauw.
Eerst voel ik het water met mijn hand. Het is minder koud dan de sneeuw aan mijn tenen. Dan ga ik in het water staan en daarna zitten. De vogels schrikken niet van me, maar blijven op veilige afstand toekijken. Wat jammer dat nu mijn bril in mijn laars zit, ik had zo graag nog even naar de ganzen willen kijken daar in de zon op het water. Ik ga er weer uit, een mevrouw loopt langs met haar hond. “Heel gezond!” zegt ze. “Ga je er nu in tot je niet meer kan?” Ik vraag me af wat ze bedoelt, of ik er in ga tot ik er bij neerval? Oh nee, het ijs natuurlijk! “Ja, ik kijk wel, het blijft hier nog wel even open. Ik ga niet iedere dag hoor,” antwoord ik. Deze afleiding kost me wel focus, maar ik blijf rustig bewegen terwijl ik mijn zwemgoed omwissel voor droge kleren. Een klein stukje verderop is een koppel de hond aan het uitlaten, ze houden gepaste afstand.
Ik kijk weer naar het water en naar het riet. Daar tussen de rietpluimen, op een paar meter afstand van me, zit een rietgors. Hij kijkt even en gaat daarna verder met zaden pikken uit het riet. Een rietgors! Die had ik nog nooit zo dichtbij en zo bezig gezien. Hij is helemaal deel van dit riet, deze plek.
Het duurt even voor alle laagjes weer aan zijn, en in die hele tijd blijft de rietgors bezig met foerageren. Hij vliegt niet op als ik wegloop. Het lijkt of de koude duik me in een focus heeft gebracht waardoor ook ik samenga met de natuurlijke omgeving hier. Dankjewel, nu voel ik me nog meer deelgenoot.
Als ik de fiets pak hoor ik het gepiep van grote vleugels. Er vliegen twee zwanen over, de zon reflecteert geel op hun witte kleed, en het steekt helder af tegen de blauwe lucht. De sereniteit van de ochtend is compleet. Nog één keer kijk ik naar het water en de vogels en het riet. Ik adem in en adem uit en draai me om.
Recente reacties